Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Recensie

Presenteren, maar dan zonder powerpoint

‘Het kost al gauw drie weken om een goede geïmproviseerde toespraak voor te bereiden,’ schijnt de Amerikaanse schrijver én spreker Mark Twain ooit te hebben gezegd. Zijn woorden doen denken aan de beroemde Almeloër Herman Finkers. ‘De leukste grappen blijven de spontane, niet-bedachte grappen. Maar ja, bedenk ze maar eens.’ Lezend in Echte leiders gebruiken geen powerpoint van Christopher Witt doe je goede ideeën op voor je volgende toespraak.

Annegreet van Bergen | 10 september 2009 | 4-5 minuten leestijd

De stijl van Echte leiders gebruiken geen powerpoint is nogal ronkend. Het is niet al te best vertaalde Amerikaanse ‘pep’. Niettemin zitten er achter het rookgordijn van dit opzwepende woordenspel waardevolle suggesties voor de ervaren spreker die zijn geheugen wil opfrissen en het houden van toespraken spannend probeert te houden. De lezer moet dan wel door het gekoketteer met leiderschap van Witt heen kijken. ‘Leiders zijn anders dan de rest, vooral als het om het geven van toespraken gaat.’ ‘Leiders hebben een visie of een droom, een fascinerend beeld van een betere toekomst.’ ‘Leiders spelen het spel niet volgens de regels.’

Dat is onzin. Er zijn, zeker in het bedrijfsleven, inspirerende leiders die heel goed een team kunnen enthousiasmeren, maar die dichtklappen zodra ze voor een zaal vol mensen staan. Dit soort leiders zijn groot en sterk genoeg om te weten wat hun zwakke plekken zijn. Zij zorgen daarom dat ze zomin mogelijk zelf speeches voor een groot gezelschap hoeven te geven. En als ze er niet aan ontkomen, kunnen ze waarschijnlijk beter een ander boek ter voorbereiding lezen. Want ‘Echte leiders gebruiken geen powerpoint - Een krachtige visie op presenteren’ is vooral geschikt voor de ervaren spreker.

Witt zet een aantal vuistregels op een rij. Verdiep je in je gehoor. Houd het kort. Bereid je goed voor. Herhaal je successen. Wees verrassend. Heb lef. Let op je ademhaling. Het aardige van zijn boek is dat hij deze vuistregels illustreert aan de hand van meer of minder bekende voorbeelden.

Wanneer het gaat om je te verdiepen in je gehoor, houdt Witt de lezers het voorbeeld van Oprah Winfrey voor. Zij benadrukt onder andere wat ze gemeenschappelijk heeft met haar gehoor of haar kijkers. Ze luistert actief naar de experts die ze in haar show uitnodigt. Ze vat hun antwoorden samen of vraagt of ze iets goed heeft begrepen en vertelt wat ze heeft gehoord nog eens een keer in haar eigen woorden. En als ze een toespraak houdt, spreekt ze alsof ze een gesprek voert. Ze zegt dan vaak ‘ik’ en bijna net zo vaak ‘jij’, waarbij ze - heel Oprah - dan niet ‘jij’ in het algemeen bedoelt, maar de mensen die recht voor haar zitten.

Ook Barack Obama wordt de lezer tot voorbeeld gesteld. Bijvoorbeeld omdat hij in de race naar het presidentschap, toen hij vaak meerdere speeches op één dag moest geven, herhaaldelijk dezelfde voordracht gebruikte. Hij schaafde die telkens bij en nadat hij zijn toespraak eenmaal had geperfectioneerd, hield hij er aan vast. Soms kortte hij hem wel eens in als dat beter in het schema paste of hij voegde er een paar opmerkingen aan toe om hem van enige ‘couleur locale’ lokale kleur te voorzien. Niemand scheen het erg te vinden dat Obama niet iedere keer met iets spiksplinternieuws kwam aanzetten. Integendeel.

Volgens Witt zijn er minstens drie redenen om je successen te herhalen. Ten eerste bespaart het je tijd en daarom soms ook geld. Ten tweede stelt het je in staat om een betere toespraak te houden, en ten derde wordt je boodschap telkens opnieuw bevestigd.

Witt adviseert zijn ‘leiders’ steeds iets achter de hand te hebben waardoor ze niet onvoorbereid zijn wanneer hen wordt gevraagd een praatje te houden. Een praatje van twee minuten moet volgens hem altijd mogelijk zijn. Hij refereert aan de Amerikaanse schrijver en spreker Mark Twain. Die zei ooit: ‘Het kost al gauw drie weken om een goede geïmproviseerde toespraak voor te bereiden.’ Zijn woorden doen denken aan de beroemde Almeloër Herman Finkers. ‘De leukste grappen blijven de spontane, niet-bedachte grappen. Maar ja, bedenk ze maar eens.’ Met een beetje nadenken schieten ze je vast wel te binnen.

De volgende twee tips zijn misschien wel de belangrijkste lessen van Witt. Ze gaan erover hoe je een goed begin maakt. Dan moet je twee dingen laten. Ten eerste: verspil geen tijd aan beleefdheidsfrasen. Zeg niet tegen je publiek hoe fijn je het vindt dat je het mag toespreken. Vertel ze ook niet wat voor geweldige groep het is. Merk ook niet op welke hotemetoten er in het publiek zitten. Dat is allemaal geklets waarmee je de kracht van je opening verspeelt.

Ten tweede: verontschuldig je niet. Zeg niet dat het je spijt dat je niet voldoende tijd hebt gehad om je voor te bereiden of dat je geen goede spreker bent of dat je nerveus bent. Plaats jezelf en je onzekerheden niet op de voorgrond. Je beledigt daarmee het publiek én jezelf. Richt je liever op je publiek en op de boodschap.

Als Nederlandse sprekers zich deze twee lessen van Witt zouden aantrekken, worden de congressen in dit land opeens een stuk minder saai.

Over Annegreet van Bergen

Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden