Rechtswetenschap II: Empirische rechtswetenschap
Gebonden Nederlands 2022 1e druk 9789493240841Samenvatting
De algemene discussie over de wetenschappelijkheid van de rechtswetenschap is nog steeds actueel. Als vervolg op het gepubliceerde boek Rechtswetenschap I: Theoretische rechtswetenschap, waar dr. drs. A.J. Ostachevski LLM de theoretische inhoud van de huidige staat van de rechtswetenschap heeft geanalyseerd, beschrijft dit boek de resultaten van het onderzoek naar de empirisch objectieve wetenschappelijkheid van de rechtswetenschap dat door de auteur is uitgevoerd.
In dit boek wordt in het kort het onderzoeksgebied van de empirische rechtswetenschap omschreven. Voor dit onderzoek is er een veelzijdige analyse uitgevoerd van de uitgangspunten en grondslagen van de juridische formuleringen van de rechten, om een duidelijk antwoord te kunnen geven op de vraag in hoeverre de huidige rechtswetenschap als een empirische wetenschap beschouwd kan worden.
Het uitgevoerde onderzoek heeft twee pijlers: (1) de toetsing van de huidige rechtswetenschappelijke kennis, rechtsbronnen en grondslagen naar de inhoudelijke empirische rechtsobjectiviteit en (2) de ontwikkeling van het empirische rechtswetenschappelijke onderzoek om objectief-empirische rechten vast te stellen, ter bevordering van een objectief en mensgelijkwaardig rechtssysteem. Daarnaast wordt het objectief-werkelijke rechtssysteem van de empirische rechten: Systema Optimum Vita Iura (Ost)2016 uit het vorige boek uitgebreid met de rechtswetenschappelijk objectief vastgestelde optimale empirische levensrechten (Ost)2017 en (Ost)2020. Dit rechtssysteem kan beschouwd worden als een objectiefempirische grondslag voor de vaststelling van een objectief wereldsrechtssysteem. Naar verwachting kunnen alle wetenschappers, rechtswetenschappers, juristen, rechtsgeleerden, rechters, studenten en andere belanghebbenden en geïnteresseerden met plezier kennis nemen van dit boek.
Trefwoorden
empirische rechtswetenschap rechtswetenschappelijke methodologie objectieve rechten rechtsfilosofie staatstheorie democratie rechtstheorie internationaal recht constitutioneel recht eigendomsrecht rechtsstaat politiek rechtsbronnen ideologie mensgelijkwaardigheid trias politica verzorgingsstaat politieke partijen natuurrecht staatsvorming overlevingsrecht rechtssysteem internationale organisaties rechtsobjectiviteit religie en recht wetenschapsfilosofie
Trefwoorden
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
U kunt van deze inhoudsopgave een PDF downloaden
Voorwoord p. 6
Inhoudsopgave p. 7
Inleiding p. 21
Hoofdstuk 1. Of kan de huidige rechtswetenschap als een empirische wetenschap beschouwd worden? p. 32
1.1.Inleiding p. 32
1.2. Wetenschap over de objectieve rechten: rechtologie (Nederlands), rechtologie (Duits), Rightology (Engels), правология (Russisch) p. 33
1.3. Huidige rechtswetenschap als een wetenschap p. 36
1.3.1.Rechtswetenschap en de Nederlandse universiteiten p. 37
1.3.2.Ideeën van de rechtswetenschappers over het mogelijke empirische onderzoeksgebied van de rechtswetenschap p. 38
1.3.3. Begrippen van de huidige rechtswetenschap p. 47
‘Klassieke rechtswetenschap’ p. 48
‘Object van de klassieke rechtswetenschap’ p. 48
‘Methoden’ p. 49
Pluriformiteit van de onderzoeken van de huidige rechtswetenschap p. 50
‘Empirische rechtswetenschappen’ p. 50
‘Werkelijkheid’ p. 51
‘Juridisch-dogmatisch onderzoek’ p. 51
‘Object’ p. 52
‘Methode’ p. 52
‘Interne en externe methode’ p. 53
‘Empirische rechtswetenschap’ p. 54
‘Empirisch onderzoek’ p. 55
‘Empirisch-juridisch onderzoek’ p. 57
1.3.4.Tot welke wetenschappelijk onderzoeksgebied hoort de ‘rechtswetenschap’ volgens de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen ( KNAW )? p. 58
1.3.5.Het begrip een “Nederlandse wetenschapssyteem” volgens de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen ( KNAW ) en de plaats van de rechtswetenschap daarin p. 59
1.3.6.Enkele actuele problemen in de huidige rechtswetenschap p. 61
1.3.7.Hoe het empirisch rechtswetenschappelijk objectief waren de regels gecodificeerd? p. 62
1.3.8.Huidige zogenoemde recht is een abstracte variabele p. 70
1.4.Of kan de huidige organisatie van een nationale staat als een objectief rechtsvormende instantie zijn? p. 73
1.4.1.Huidige ‘nationale’ staat is een uitgever van de huidige ‘objectieve rechten’ p. 73
1.4.2. Hoe objectief is een staat als een rechtsvormende instantie? p. 74
Definitie van het rechtsbegrip ‘staat’ p. 75
Staat: grondgebied, volk en regering p. 76
1.4.3. Hypothetisch-empirische rechtswetenschappelijke analyse van het begrip ‘staat’ p. 80
1.4.4.Wat verbind de mensen in een huidige staat? p. 82
1.5.Hoe is het empirisch rechtswetenschappelijk de huidige wereld georganiseerd? p. 84
1.5.1.Internationale verhoudingen tussen de staten p. 84
Hoe objectief is het huidige begrip ‘internationale orde’? p. 84
Of kan een “juridische” als een “objectieve” samenwerking tussen de staten beschouwd worden? p. 87
Variabele verhoudingen tussen de staten p. 87
1.5.2.Regionale internationale organisaties p. 89
Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa ( OVSE ) p. 90
Europese Unie p. 91
Europees Parlement is een politiek orgaan p. 91
1.5.3.Kunnen de internationale verdragen als empirische gegevens voor de vaststelling van de objectieve rechten zijn? p. 94
Hoe objectief zijn de verschillende bepalingen over de allerlei onderscheidingen tussen de mensen in de verdragen opgesteld? p. 94
Hoe objectief zijn de verschillende juridische bepalingen op grond van de leeftijdonderscheidingen? p. 105
Hoe objectief zijn er de onderscheidingen tussen de mensen juridisch geformuleerd? p. 107
1.6. Of kunnen op grond van de huidige zogenoemde ‘internationale
orde’ de objectiefempirische rechten vastgesteld worden? p. 110
1.6.1.Hoe objectiefempirisch is het huidige rechtswetenschappelijke rechtsbegrip ‘internationale orde’? p. 110
Hoe objectief zijn de juridische begrippen ‘internationale organisatie’ en ‘transnationale organisatie’? p. 111
Of kunnen de empirische grondslagen van het juridische begrip ‘internationaal’ worden gevonden? p. 112
Of kunnen de empirische grondslagen van het juridische begrip ‘organisatie’ worden gevonden? p. 113
1.6.2.Hoe objectief is het juridische begrip van een ‘transnationale organisatie’? p. 115
1.6.3.Hoe objectief is het juridische begrip “bovenstatelijke rechtsgemeenschap”? p. 117
1.6.4.Levensnoodzakelijke objectiefempirische samenwerking tussen de landen in het gebied van de empirische rechtswetenschap p. 118
1.6.5. Hoe objectief rechtswetenschappelijk zijn de Verenigde Naties, VN-veiligheidsraad en de andere VN organen georganiseerd? p. 118
Verenigde Naties p. 119
Lijst van de VN ( United Nations ) staten p. 121
Algemene Vergadering van de Verenigde Naties p. 122
Veiligheidsraad van de Verenigde Naties p. 123
Secretaris-generaal van de Verenigde Naties p. 124
Hoe neutraal in de objectieve rechtswetenschappelijke zin zijn er de Verenigde Naties, VN-organen en de VN Veiligheidsraad? p. 125
1.6.6.Wat zijn er empirische gronden van het huidige rechtswetenschappelijke begrip ‘rechtsorde’? p. 129
‘Nationale rechtsorde’ en de ‘internationale (rechts)orde’ van de verschillende staten p. 131
Huidige rechten zijn onregelmatig variabel naar de verschillende grote aantal van de variabele nationale wetgevingen en regelgevingen p. 131
Huidige rechten zijn variabele naar de variabele uitspraken van de variabele nationale rechters daarover en naar de tijd p. 133
1.7.Op de weg naar een nieuwe empirische wereld rechtsorde? p. 134
Welke regels kunnen als meer empirisch objectiever voor het opstellen van de rechtswetenschappelijke wereld rechtsorde worden beschouwd? p. 137
Rechtsempirische structuur van het oorzaak-gevolg als grondslag voor het onderzoek naar een wereldsrechtsorde p. 140
Orde dat is op het ‘Hammoerabi’s rechtssysteem’ gebaseerd p. 141
Kosmopolitisch karakter van een rechtssysteem p. 142
1.8. Conclusie p. 144
Hoofdstuk 2. Hoe objectief zijn de verschillende staatsvormen ontwikkeld? p. 147
2.1. Inleiding p. 147
2.2. Hoe objectief zijn de politicologische verklaringen van de staatsvorming? p. 148
2.2.1.Uitbreiding van de samenlevende groep van de mensen op een bepaald grondgebied tot het vorstendom ( de monarchie ) p. 148
2.2.2. Hoe objectief is de politicologische verklaring van de ‘transformatie’ van een stad tot een staat? p. 149
2.2.3.Hoe objectief ten opzichte van de objectieve rechten is het ontstaan van een monarchie geweest? p. 151
2.2.4. Het objectieve belang voor de empirische rechtswetenschap om de politicologische staatsvorming te analyseren p. 154
Politicologische verklaringen van het ontstaan van een “tirannie” p. 155
Politicologische verklaringen van het ontstaan van een “aristocratie” p. 157
Politicologische verklaringen van het ontstaan van een “oligarchie” p. 159
Politicologische verklaringen van het ontstaan van een “democratie” p. 160
Politicologische verklaringen van het ontstaan van een “anarchie” p. 162
Politicologische verklaringen van de staatsvorming door “de cyclus van regimes” van Machiavelli p. 163
2.3. Hoe objectief is de politicologische verklaring van het ontstaan van een polyarchie? p. 166
2.3.1. Of zijn er empirische rechtsgronden van het ontstaan van een polyarchie? p. 166
2.3.2.Wat is de objectiviteit van de politicologische verklaring over een ‘polyarchie’? p. 167
2.3.3. Hoe objectief is de politicologische hypothese over een polyarchie opgesteld? p. 180
2.4. Hoe objectief ontstaan de verschillende regimes, de staatsvormen en de regeringsvormen? p. 183
2.4.1.De organisatie van een regime verondersteld het opstellen van een achterliggende ideologie p. 183
2.4.2.Politicologische verklaringen over het ontstaan van de verschillende “regimes” of zogenoemde “regeringsvormen” p. 186
2.4.3.Plato’s opvatting “van de rechtvaardige staatsinrichting” p. 189
Variabiliteit van de regeringsvormen p. 191
2.4.4.Variabiliteit van de structuren van de staten en de zogenoemde‘staatsvormen’ p. 192
Vier kenmerkende staatsvormen p. 194
Drie kenmerkende staatsvormen p. 194
Variabiliteit van de staatsvorm ‘statenbond of confederatie’ p. 195
Variabiliteit van de staatsvorm ‘bondsstaat of federatie’ p. 196
Variabiliteit van de staatsvorm ‘eenheidsstaat’ p. 198
2.5.Of kan het objectieve proces van de staatsvorming leiden tot het opstellen van de bepaalde objectiefempirische rechten? p. 199
2.5.1.Hoe objectief is een staat ontstaan? p. 199
Recht van de sterkste binnen een stam p. 199
‘Het recht van de sterkste’ in de huidige wereld p. 200
2.5.2.Of kan de objectieve rechtsvorming op grond van de staatsvorming gebaseerd worden? p. 201
Hoe objectief kan de wereld rechtsorde zijn die op rechtsvorming op grond van de staatsvorming wordt gebaseerd? p. 201
2.6. Of kan een staatsvorming als een politiek proces de empirische rechtswetenschappelijke objectiviteit inhouden? p. 202
2.6.1.Variabele betekenissen van de begrippen ‘staat’ en ‘politiek stelsel’ p. 203
Of kunnen uit de variabele betekenissen van het begrip ‘staat’ empirische rechten voortvloeien? p. 209
Rechtswetenschappelijke betekenissen van het begrip ‘staat’ p. 211
2.6.2.Politicologische verklaringen van het ontstaan van een (staats)macht p. 214
2.6.3.Voorbeelden van de politicologische abstracte begrippen over de staat en staatsvorming p. 224
Het begrip politicologische ‘classificatie’ p. 224
Het begrip politicologische ‘taxonomie’ van macht p. 224
Hoe objectief is het politicologische begrip ‘macht’? p. 225
Het begrip politicologische ‘transformatie’ p. 229
Hoe objectief zijn de politicologische ideeën over een ‘transformatie’? p. 232
2.6.4.Hoe objectief zijn de politicologische ideeën over de staatsvorming? p. 234
Of zijn er de objectiefempirische grondslagen van een ‘staatsvorming’? p. 235
Of het recht op een staat behoort tot het Nederlandse ‘objectieve’ recht? p. 237
2.6.5.Hoe objectief zijn de betekenissen van het begrip ‘rechtsstaat’? p. 239
Verschillen tussen de begrippen een staat en een rechtsstaat p. 240
Is het begrip ‘rechtsstaat’ objectief tot stand gekomen? p. 240
Hoe objectief is het begrip een democratische rechtsstaat? p. 244
Verschillen tussen de begrippen ‘een rechtsstaat’ en ‘een democratische
rechtsstaat’ p. 246
2.7. Conclusie p. 248
Hoofdstuk 3. Of kan het begrip ‘democratie’ een rechtswetenschappelijk objectieve grondslag leveren voor de vaststelling van de objectiefempirische rechten? p. 256
3.1.Inleiding p. 256
3.2. Ontbrekende macht van de rechtswetenschap in de rechtsvorming
bij de verschillende ideeën over een staatsinrichting. Een verkenning. p. 256
3.2.1.Inleiding p. 256
3.2.2.Hoe objectief is een ‘gedachte-experiment’ als een rechtsfilosofisch uitgangspunt voor een staatsinrichting? p. 258
Conclusie p. 263
3.2.3.Hoe objectief zijn de ideeën over een oorspronkelijke ‘natuurtoestand’ / ‘natuurstaat’ als een uitgangspunt voor een staatsinrichting? p. 263
Conclusie p. 275
3.2.4.Hoe rechtswetenschappelijk objectief zijn de ideeën over een ‘sociale contract’ en ‘maatschappelijke verdrag’? p. 277
Conclusie p. 284
3.2.5.Hoe objectief zijn de ideeën over de verhoudingen tussen het natuurrecht en positief recht van een staat? p. 286
Rechtswetenschappelijk vastgestelde natuurrecht is een grondslag
van het objectieve recht p. 287
Positief recht zonder rechtswetenschappelijke toetsing naar de inhoudelijke objectiviteit als het geldig recht wordt aangenomen p. 289
Conclusie p. 293
3.2.6.Hoe rechtswetenschappelijk objectief zijn de ideeën van ‘trias politica’? p. 294
De idee van een ‘trias politica’ als “de optelsom van de natuurlijke rechten” p. 305
Conclusie p. 306
3.2.7.Hoe objectief zijn de ideeën over een ‘trias politica’ in een staat uitgewerkt? p. 307
Moderne ‘trias politica’: het sluiten van een nieuwe sociaal contract p. 311
Moderne ‘trias politica’: de ideeën over een ‘dualisme’ en een ‘monisme’ p. 313
Moderne ‘trias politica’: de ideeën over een macht en tegenmacht p. 313
Moderne ‘trias politica’: de variabele ‘machten’ van de verschillende leiders p. 317
Conclusie p. 318
3.2.8.Conclusie p. 320
3.3.Hoe objectief is het huidig kenmerkende begrip ‘democratie’ van een staat? p. 322
3.3.1.Hoe objectief is het politicologische begrip ‘democratie’? p. 324
3.3.2.Verschillende variabele ongelijkheden in de huidige democratie p. 329
3.4.Hoe objectief is een democratie op grond van consensus? p. 334
3.4.1.Hoe rechtswetenschappelijk objectief is een referendum? p. 334
3.4.2.Kwantitatieve en kwalitatieve democratie ( verkiezingen ) p. 337
‘Democratie’ versus ‘informatie’ p. 339
Democratie versus wetenschappelijk vastgestelde objectieve kennis p. 341
Politicologische oplossingen van de ‘verschillende kennis’ p. 342
Lokale democratie en participatie van de mensen daarin p. 344
3.5.Rol van één persoon in de huidige ‘democratie’ p. 345
3.5.1.Personele ‘democratie’ of democratie versus persoon p. 345
3.5.2.Variabele gepersonaliserende macht in een staat p. 346
3.5.3.Gepersonaliseerde macht in huidige nationale democratieën p. 349
3.6.Of kan een democratische rechtsstaat het ontstaan en de ontwikkeling van een verzorgingsstaat bevorderen? p. 350
3.6.1.Ontwikkeling van een democratische rechtsstaat tot een verzorgingsstaat p. 350
De idee over een discrepantie tussen de ‘staatsvrije ruimte’ en een ‘zorgplicht’ van de staat p. 351
3.6.2. Rechtswetenschappelijke keuze voor de ideeën van de politieke en sociale filosoof Rawls p. 353
Ideologisch opgestelde rangorde tussen de door Rawls opgestelde ‘principes’ p. 358
De rechtswetenschappelijke keuze voor de bepaalde ideologische idealen p. 359
3.6.3. Het organiseren van een verzorgingsstaat als een proces van de objectieve staatsvorming p. 360
Hoe objectief is het politicologisch begrip ‘verzorgingsstaat’? p. 362
Politicologische variabiliteit van de organisatie van de verzorgingsstaten p. 377
3.6.4.Of is de empirische objectiviteit in de grondwettelijke zorg-bepalingen verborgen? p. 383
Hoe objectief is het huidige rechtsbegrip ‘verzorgingsstaat’? p. 384
Hoe empirisch objectief is het huidige rechtsbegrip ‘sociale rechten’? p. 385
Hoe objectief rechtssystematisch zijn de sociale grondrechten vastgesteld? p. 389
3.6.5.Hoe objectief mensgelijkwaardig is de sociale verzorgingsstaat Nederland georganiseerd? p. 397
3.6.6.Objectiefempirische rechtshypothese over de ontwikkeling van een verzorgingsstaat p. 407
3.7. Conclusie p. 410
Hoofdstuk 4. Of kan de op de eigendom gebaseerde huidige menselijke wereld een grondslag voor de vaststelling van de objectiefempirische rechten leveren? p. 413
4.1. Inleiding p. 413
4.2.Eigendomisme als gevolg van de ‘absolute’ werking van het ‘eigendomsrecht’ p. 414
4.2.1. Empirisch rechtswetenschappelijke definitie van de ideologie van het eigendomisme p. 415
4.3. Eigendomisme als de ideologische basis van de organisatie van de staten en de verhoudingen daartussen p. 415
4.3.1. Verhoudingen tussen de nationale staat en wereld rijkdommen p. 420
Staten als “rijkdom creërende instrumenten” p. 422
4.4.Recht op eigendom is tegenwoordig een absoluut recht p. 426
4.4.1.Hoe objectief zijn de huidige eigendommen en rijkdommen ten opzichte van het levende bestaan van de mensen? p. 426
4.4.2.Eigendomisme door het toekennen van een ‘absolute’ recht op eigendom ten voordele van de rijkste veroorzaakt ongelijkheid tussen de gelijkwaardige mensen p. 427
4.4.3.Hoe objectief is het ‘recht’ die op het rijkdommen(geld) is gebaseerd? p. 430
4.4.4.‘Privé eigendom’ in de huidige samengesmolten menselijke wereld heeft geen objectieve empirisch rechtswetenschappelijke betekenis p. 431
4.5.Rol van de multinationaals bij de organisatie van de huidige wereld p. 434
4.5.1.Of kunnen de economische groeperingen, multinationaals die streven naar meer winsten te behalen of de ontwikkelingen daarvan die kunnen een nieuwe empirische wereld rechtsorde veroorzaken? P. 434
Een “macht als geld” p. 434
4.5.2.Eigendom ( geld ) is drempel in de ontwikkelingen van de objectieve wereld rechtsorde en betere humane wereld p. 436
‘Rechtsorde’ in de periode van de globalisering p. 437
Op grond van het eigendomisme huidige structuur en de organisaties van de internationale orde p. 438
Huidige rechten van de mensen en in het algemeen de wereld rechtsorde zijn afhankelijk van de zogenoemde ‘Standard & Poor's’, ‘Moody's’ en ‘Fitch’ p. 440
Het ontstaan van de staatsschulden p. 441
Privatisering van de staatseigendommen als volkseigendommen p. 444
Afhankelijkheid van de huidige financiële wereld van de winstmakende ‘organisaties’ en de multinationals p. 445
Prioriteit van de belangen van de multinationals boven de belangen van een democratische rechtsstaat p. 446
4.5.3.Inkomensverschillen en hun ongelijke herverdeling zijn kenmerkend voor de huidige ‘rechtsorde’ p. 448
Kenmerken van de op het eigendomisme gebaseerde huidige zogenoemde ‘internationale orde’ p. 449
4.6.Hoe objectief is de ideologie van het eigendomisme? p. 451
4.7.Conclusie p. 454
Hoofdstuk 5. Of kunnen de verschillende en onregelmatig variabele religiën aan de vaststelling van de objectiefempirische rechten bijdragen? p. 458
5.1.Inleiding p. 458
5.2.Hoe objectief is de rol van de religiën bij de organisatie van een staat? p. 458
5.2.1.Of is de scheiding tussen de religiën ( de kerk ) en de huidige nationale staat tot stand gekomen? p. 459
5.3.Hoe objectief is de juridische definitie van het begrip ‘religie’? p. 465
5.3.1.Zogenoemde het ‘natuurrecht’ is een religieuze of kerkelijke of canonieke ‘recht’ p. 466
5.4.Hoe objectief is de rol van de religie in de vorming van de rechtsfilosofische ideeën over de rechten? p. 470
5.5. Onregelmatig variabele religieuze wetgeving als basis voor de rechten p. 472
5.5.1.Periode vanaf ca. 4900 tot 2750 v. Chr. P. 472
5.5.2.Het ontstaan van een “religie” p. 473
5.5.3.Het ‘recht’ die op de religiën is gebaseerd op een abstracte variabele p. 476
5.6.Empirische rechtswetenschap en de religiën p. 478
5.6.1.Discussie over de religieuze juridische begrippen van Vleugel p. 483
5.7.Empirische rechten moeten zonder allerlei religieuze abstracties van de ‘rechtsreligie’ vastgesteld worden p. 490
5.8.Conclusie p. 492
Hoofdstuk 6. Of kunnen de verschillende en onregelmatig variabele ideologieën en daaruit voortvloeiende politiek aan de vaststelling van de objectiefempirische rechten bijdragen? p. 494
6.1. Inleiding p. 494
6.2.Huidige afhankelijkheid van de rechtswetenschap van de politiek? p. 495
6.3.Rol van de ideologieën bij de organisatie van een staat p. 498
6.3.1.Ideologie en het Nederlandse Grondwet p. 501
6.4.Geschiedenis van het begrip ’ideologie’ p. 505
6.5.“Ideologie als wetenschap der ideeën” van Destutt de Tracy en de empirische rechtswetenschap p. 505
6.5.1.Oorspronkelijke bedoeling van de ideologie als een wetenschap p. 508
6.6.Verschillende variabele betekenissen van het begrip ‘ideologie’ p. 512
6.6.1.Ideologie als een algemeen begrip p. 513
6.7.“Drie controverse rond het begrip ‘ideologie’” en de betekenis daarvan voor de empirische rechtswetenschap p. 516
6.7.1.Onderscheiding tussen de ‘ideologie’ en ‘waarheid’ p. 517
6.7.2.Derde controverse: onderscheid “tussen ‘normale’ politieke stromingen enerzijds en ideologieën anderzijds” p. 518
6.8.Juridische definities van het begrip ‘ideologie’ p. 521
6.9. Of heeft de politicologie de objectieve kennis over de ideologieën en daarop gebaseerde politieke partijen verworven? p. 522
6.9.1.Of kan een ‘empirische politicologie’ als een empirische wetenschap beschouwd worden? P. 523
Hoe objectief is het onderzoeksgebied van een ‘empirische politicologie’? p. 525
6.9.2.Ideologie als politieke activiteiten p. 527
6.9.3.Huidige politieke ideologieën p. 528
6.10.Hoe objectief is de ideologie van het liberalisme? p. 530
6.10.1.Kapitalisme als het bestanddeel van het liberalisme p. 531
6.10.2.‘Vrije markt’ als het bestanddeel van het liberale kapitalisme p. 532
6.10.3.Het “fenomeen” van het “roofdierkapitalisme” p. 534
6.10.4.Armoede als gevolg van de ideologie van het liberalisme p. 535
6.10.5.De privatisering als gevolg van het liberalisme p. 535
6.10.6.Onobjectiviteit van de ideologie van het liberalisme p. 535
6.11.Ideologieën, zoals het liberalisme is, zijn er onregelmatige variabele p. 542
6.11.1.Liberale (on)vrijheid p. 547
6.11.2.Liberale (on)gelijkheid p. 548
6.11.3.Liberale abstracte ‘broederschap’ p. 548
6.12. Hoe objectief is de ideologie van het socialisme en daaruit voortvloeiende communisme? p. 554
6.12.1.Variabele en constante in het huidige begrip van de ideologie van het socialisme p. 561
6.12.2.Hoe objectief is het begrip van de ideologie van het communisme? p. 563
6.13.Hoe objectief is de inhoud van de ideeën van de verschillende Ideologieën? p. 565
6.13.1.Hoe objectief wetenschappelijk kan een ideologie zijn? p. 570
6.14.Empirische rechtswetenschap en de ideeën van het ‘idealisme’ en het ‘materialisme’ p. 571
6.15.Empirische rechtswetenschap en de huidige ideologieën p. 575
6.15.1.‘Dominante ideologieën’ en de empirische rechtswetenschap p. 578
6.15.2.Variabele ideologische wetgeving als basis voor de rechten p. 581
6.15.3.Hoe objectief kan het recht zijn die op de ideologieën (politiek) is gebaseerd? p. 581
6.16.Of kunnen de politieke partijen als bestanddelen van de organisatie van een ‘rechtgevende’ staat aan de vaststelling van de objectiefempirische rechten bijdragen? p. 582
6.16.1.Hoe het recht als het politieke ‘wettenrecht’ is geworden? p. 582
6.16.2.Wat zijn de empirische gronden van een politiek systeem? p. 585
6.16.3.Of kan een politiek systeem als het bestanddeel van een rechtssysteem behoren? p. 586
6.16.4. Of kunnen de politieke partij als een bestanddeel van de rechtsstaat beschouwd worden? p. 588
6.17.Hoe objectief zijn de politieke partijen? p. 590
6.17.1.Hoe objectief kunnen de doelstellingen van de politieke partijen zijn? p. 591
6.17.2.‘Omdraai-politiek’ van de politieke partijen p. 592
6.17.3.Onderzoek van de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen door het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten ( NJCM ) p. 592
6.17.4.Onderzoek van de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen door de commissie van de Nederlandse orde van advocaten ( NOvA ) p. 594
6.17.5.Wat zijn de gevolgen van de NJCM en NOvA onderzoeken? p. 598
6.18.Hoe de politieke organisatie van een staat kan worden geobjectiveerd? p. 602
6.18.1.Politieke strijd om de economisch corrumperende macht ten koste van het leven van de tegenstanders p. 604
6.18.2.Politieke oplossingen van coronacrisis ( 2020-2021 ) p. 605
6.18.3.Huidige “kloof tussen politiek en burgers” p. 606
6.19.Of kan de huidige wet(recht)gevende rol van de politieke partijen aan de inhoudelijke empirische rechtswetenschappelijkheid verantwoorden? p. 607
6.20. Conclusie p. 607
Hoofdstuk 7. Wat is de empirische rechtswetenschap? Wat te doen? p. 613
7.1.Inleiding p. 613
7.2.Empirisch rechtswetenschappelijke onderzoek naar de verhoudingen tussen de verschillende ideologieën p. 614
7.3.Waar is de empirische rechtskennis te vinden? p. 621
7.4. Discussie over het door Van Beers uitgevoerde fundamentele onderzoek over de plaats van de mens en zijn lichaam in de huidige rechten p. 622
7.4.1.Hoe objectief is het rechtsbegrip ‘werkelijkheid’ die door Van Beers is omschreven? p. 624
7.4.2.Hoe objectief kunnen de bronnen van het recht die door Van Beers is opgesteld zijn? p. 626
7.4.3.Of het objectief is het lichamelijke zelfbeschikkingsrecht die door Van Beers is onderzocht? p. 632
7.4.4.Hoe objectief is het door Van Beers omschreven “het juridische kwalificatiesysteem” p. 634
7.4.5.Is het Van Beers’s “biorecht” een basis voor een rechtswetenschappelijke empirische recht? p. 635
7.5.Empirische objecten van de rechtswetenschap p. 639
7.5.1.Het levend bestaan van de mensen is een constante waarop de empirische rechten moeten worden gebaseerd p. 639
Empirische belangen van de mensen: het bestaan en het overleven p. 641
Migratie naar de gebieden waar zijn grotere kansen om het bestaan en te overleven p. 642
Waar moet de rechtswetenschap de empirie van de rechten vinden? p. 642
7.6.Op zoek naar de empirische oorzaken van het ontstaan van de rechten p. 642
7.6.1.Hoe kan de objectiviteit van de ontwikkelingen van de stammen tot een staat worden vastgesteld? p. 642
7.6.2.Ontwikkelingen van de bepaalde regels binnen de samenlevende mensen p. 645
7.7.Empirisch rechtswetenschappelijke onderzoek naar de objectievegrondslagen voor de vaststelling van de objectiefempirische rechten p. 647
7.7.1.Empirische methoden van de rechtswetenschap p. 647
Niveaus van de onderzoeksgebieden van de empirische rechtswetenschap p. 656
7.7.2.Het zoeken naar de empirisch rechtswetenschappelijke rechtsnormativiteit p. 659
7.7.3.Het zoeken naar de oorzaken van de vaststelling van de objectiefempirische rechten p. 660
7.7.4.Het fundamentele empirische recht op de morfologische, anatomische en fysiologische opbouw van het menselijke lichaam p. 663
7.7.5. Objectieve oorzaken van het ontstaan van de empirische rechten p. 664
Het empirisch recht op het ademen, drinken en het eten p. 664
Het empirische recht op het zich voort te planten p. 664
Objectieve oorzaken van het ontstaan van de ‘rechten’ in stammen p. 665
Hiërarchie en leiderschap in een stam p. 667
Empirische oorzaken van het ontstaan van ‘het recht van de sterkste’ p. 667
Het noodzakelijke behoeften om zichzelf tegen de levensgevaren te verdedigen p. 669
Vijandigheid tussen de menselijke stammen p. 670
Strijd tussen de stammen om het leven p. 670
Wilddierlijkinstinctief karakter van de vijandigheid tussen de menselijke stammen p. 671
Periode van de oude steentijd 2,5 miljoen geleden tot het einde van de laatste ijstijd 12 500 jaar geleden p. 671
Het ontstaan en de ontwikkelingen van de empirische groepsgemeenschappen van de mensen p. 672
Groepsvorming van de jager-verzamelaars p. 673
Periode van Oude Steentijd ( Paleolithicum - 2,5 miljoen tot 10.500 jaar voor Chr. ) p. 673
Periode rond 5500 voor Chr. P. 674
Periode vanaf ca. 4900 tot 2750 voor Chr. p. 674
7.8.Empirisch-evolutionaire geslachtsgemeenschappen: het leven in de stammen en het gezin p. 674
7.9.Ontstaan van het primitieve bewustzijn over de omringende omgeving om te overleven p. 675
7.9.1.De evolutie van het bewustzijn p. 676
7.10.Van de macht van ‘het recht van de sterkste’ tot de macht van de kracht van ‘een godsoordeel’ en tot de macht van de religie p. 679
7.10.1.Van de macht van de fysiek sterkste tot de macht van de rijkdommen-sterkste p. 682
7.11.Herkennen de anderen als niet vijandige soortgenoten p. 686
7.11.1.Vaste levensplaats van een stam en het ontstaan van twee machten binnen een stam: fysiek sterkste en meer slimste, namelijk meer religieus geestelijke p. 687
7.12.Strijd om privé eigendom (eigendomisme) om meer kans te hebben op het levend bestaan en het overleven p. 689
7.12.1.Het ontstaan van de ideeën over de ‘eigendommen’ (eigendomisme) op grond van de wilddierlijkinstinctieve vijandigheid tegen de anderen en niet uit de religieuze rituelen p. 689
7.12.2.Ontstaan van de eigendom in de middensteentijd (Mesolithicum - 10.500 tot 5.300 voor Chr.) p. 690
7.12.3.Welke objectieve gevolgen heeft het eigendom voor de evolutie van de menselijkheid? p. 691
7.12.4.Gezelschappen zonder het gebruiken van het begrip ‘eigendom’ p. 691
7.12.5.Ontstaan van de gemeenschappen op grond van het eigendom p. 692
7.12.6.Overheersende menselijke wereld door de race om meer rijkdommen p. 693
7.12.7.Levensafhankelijkheid van de abstracties van het (rijkst)eigendomisme p. 693
7.12.8.Empirische voortplantingsgemeenschap is volledig afhankelijk van het (rijkst)eigendomisme p. 694
7.12.9.Onder invloed van het eigendomisme zijn er tot nu toe geen objectiefempirische rechten vastgesteld p. 694
7.13.Evolutie van het bewustzijn is de fundamentele objectieve oorzaak van de vaststelling van de empirische rechten p. 695
7.13.1.Het relatief meer ontwikkelde bewustzijn prevaleert bij de voortplanting p. 695
7.13.2.Het zelfbewustzijn van de ‘moderne’ mensen p. 695
7.13.3.Ontwikkeling van het bewustzijn door de kennis over te dragen p. 696
7.14.Het empirische recht op het samenleven: samen eten en met elkaar voedsel te verdelen p. 697
7.15.Het empirische recht op de vrede en onderlinge steun p. 698
7.15.1.Ontstaan van de “regel” op de “vrede en onderlinge steun” voor het samen te “overleven” p. 698
7.16.Objectieve oorzaken van het ontstaan van de empirische regels om de “lange tijd op een en dezelfde plek” verblijven en op dezelfde plaats samen te leven en het daaruit voortvloeiende empirische recht op een huis p. 700
7.16.1.Objectiefempirische regels: het leven in de grotten en niet op de vlakte p. 700
7.17.Het empirische recht op de kennis te verwerven, over te dragen en de kinderen te opvoeden en het onderwijzen p. 701
7.17.1.De prehistorische grotschilderijen ( Pleniglaciaal: de periode tussen 73.000 tot 12.500 voor Chr. ) p. 701
7.17.2.De rituele dansen die als het bewegende afbelding van het bepaalde herhaalbare gedrag die wordt door de alle stamleden nagevolgd p. 704
7.18.Het objectiveren van het recht op de optimalisering van het levende bestaan en het overleven p. 706
7.18.1.Het empirische recht op een verwantschap p. 706
7.18.2.Twee “soorten” van de gemeenschappen p. 707
7.19.Objectieve belangen van de ontwikkeling van de objectieve rechtswetenschappelijk vastgestelde empirische rechten p. 709
7.20.Evolutionaire ontwikkelingen van het bewustzijn veroorzaken de vaststelling van de objectiefempirische rechten p. 713
7.21. Definities van de rechtsbegrippen van de empirische rechtswetenschap p. 715
Het biologisch-empirische rechtsbegrip ‘DNA’ p. 716
Het objectieve rechtsbegrip p. 717
Definitie van het objectief recht p. 717
Objectief recht versus ‘positief recht’ p. 718
Het rechtsbegrip ‘rechtsbewustzijn’ p. 719
7.21.1.Het rechtswetenschappelijk begrip het ‘empirisch objectiveren’ p. 719
Het subjectieveren versus het objectiveren p. 720
Objectieve rechten volgens huidige rechtswetenschap p. 720
7.22. Definitie van het begrip ‘empirische rechtswetenschap’ p. 721
7.22.1.Het object van het onderzoek en van de rechten in de empirische rechtswetenschap p. 724
7.22.2.Wat is rechtswetenschappelijk gezien het ‘empirisch’ en ‘objectief’? p. 725
7.22.3. Empirische rechtswetenschappelijke rechtsbegrippen p. 728
Empirische rechtswetenschappelijke gegevens p. 728
Objectieve empirische rechtsfeit p. 728
Objectieve empirische rechtshypothese p. 729
Objectieve empirische rechten p. 729
Objectieve rechtswetenschappelijke empirische rechtssysteem p. 731
Objectieve empirische rechtstheorie p. 732
Definitie van het objectieve rechtsbegrip ‘democratie’ p. 732
Definitie van het objectieve rechtsbegrip ‘wereldsrechtsorde’ p. 733
Hoe kan een objectieve wereld rechtsorde tot stand komen? p. 736
Domein en/of gebied van de empirische rechtswetenschap p. 737
Empirisch rechtswetenschappelijke competentie moet op de elementen van de objectieve werkelijkheid gebaseerd worden p. 739
7.23. Conclusie p. 740
Hoofdstuk 8.Hoe kunnen de objectiefempirische rechten
vastgesteld worden? p. 743
8.1.Inleiding p. 743
8.2.Het empirisch rechtswetenschappelijke begrip ‘entiteit’ p. 743
8.2.1.De betekenissen van het begrip ‘entiteit’ in de verschillende wetenschappen p. 743
8.2.2.Grenzen en limieten van de entiteiten p. 747
Veranderingen van de ‘entiteiten’ p. 748
‘Culturele’, ‘politieke’, ‘religieuze’ en de ‘belangrijkste’ entiteiten p. 749
8.2.3.De betekenissen van het rechtsbegrip ‘entiteit’ in de huidige rechtswetenschap p. 749
Juridische entiteit p. 751
Sociale entiteit p. 751
De staat als een ‘verzelfstandigde’ en de ‘abstracte’ entiteit p. 751
“Een juridische conceptuele entiteit” p. 752
Het begrip ‘entiteit’ in de wettelijke bepalingen p. 752
Het begrip ‘entiteit’ in de verdragen p. 754
8.2.4.Het empirisch rechtswetenschappelijke begrip ‘rechtsentiteit’ p. 757
Model van het empirisch rechtswetenschappelijk onderzoek naar de objectief vastgestelde rechtsentiteiten p. 759
8.3.Hoe kan de empirische objectieve rechtskennis worden vastgesteld? p. 761
Het onderzoeken van de kenmerkende objectiefempirische vastgestelde entiteiten p. 764
Het onderzoeken van de objectiefempirische oorzaken en gevolgen p. 765
Het onderzoeken van de objectiefempirische variabelen en constanten p. 766
Het onderzoeken naar de objectief vastgestelde overzichtelijkheid en
voorspelbaarheid of de onoverzichtelijke en onvoorspellende p. 768
Het vaststellen van de objectiefempirische rechten van de mensen als zodanig mensgelijkwaardige genetische soortgenoten als het geheel en op individueel niveau p. 768
Het optimaliseren van het levende bestaan en het overleven van de mensgelijkwaardige mensen p. 769
8.3.1.Verhoudingen tussen de empirische rechtswetenschap en de andere wetenschappen p. 769
8.4.Algemeen schema van de structuur van het rechtswetenschappelijke onderzoek om de vaststelling van de objectiefempirische rechten te analyseren p. 770
8.4.1.Voorbeelden van de modellen van het onderzoek naar de vaststelling van de empirische individuele rechten op de variabele objectieve kenmerken van de mensen p. 777
8.5. Het overleven van de mensen als genetische soortgenoten is een constante waarop de objectiefempirische rechten moeten worden gebaseerd p. 786
8.5.1.Objectiefempirische belangen van de mensen: het optimaal levend bestaan en het overleven p. 786
8.5.2.Noodzakelijkheid van de vaststelling van de objectiefempirische rechten op het overleven p. 788
Voorbeelden van het streven van de mensen om te overleven p. 788
Migratie naar de gebieden waar zijn grotere kansen om het bestaan en te overleven p. 789
8.6.Conclusie p. 790
Hoofdstuk 9. Het aangevulde en uitgebreide (Ost)2017, (Ost)2020) rechtssysteem van de optimale empirische levensrechten Systema Optimum Vita Iura Empirica (Ost)2016 p. 793
9.1.Inleiding p. 793
9.2.Overlevingsbeginsel, mensgelijkwaardigheidsbeginsel, optimaliseringbeginsel en verantwoordingsbeginsel met dwingende onvoorwaardelijke werking als objectieve rechtscriteria voor het vaststellen van de empirische rechten p. 795
9.3. Het rechtssysteem van de optimale empirische levensrechten, Systema Optimum Vita Iura Empirica (Ost) 2016 met de nieuwe ((Ost) 2020) aangevulde, toegevoegde en verrijkte objectiefempirische rechten en bevestigingen p. 799
Korte samenvattende toelichting p. 883
9.3.1. Schematische structuur van het Rechtssysteem van de optimale empirische levensrechten Systema Optimum Vita Iura Empirica (Ost)2016 p. 885
9.4.Toepassing van het rechtssysteem van de optimale empirische levensrechten, Systema Optimum Vita Iura Empirica (Ost) 2016 in de casus “‘wrongful life’” p. 894
9.5. Conclusie p. 896
Samenvattingen en conclusies p. 898
Summaries and conclusions p. 901
Literatuurlijst p. 904
Vaak samen gekocht
Anderen die dit boek kochten, kochten ook
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan