De auteurs stellen dat de complexe veranderingsproblematiek vanuit meerdere gezichtspunten kan worden gedefinieerd. Het gaat erom deze verschillende gezichtspunten te bundelen. Het boek is geschreven als leidraad voor allen die een rol kunnen spelen bij de verandering en vernieuwing van organisaties zoals managers en adviseurs, en voor relevante opleidingen op dit gebied. Het eerste hoofdstuk is gericht op het functioneren van organisaties in hun omgeving. De sociotechnische systeembenadering dient volgens de auteurs als kader voor de beschrijving en analyse van organisaties. In het tweede hoofdstuk wordt uitgebreid aandacht besteed aan de ontwikkelingen in wat genoemd wordt 'de veranderkunde'. Het gaat in dit hoofdstuk om de organisatie van veranderingsprocessen en de sturing ervan. De volgende vijf hoofdstukken zijn gewijd aan evenzovele praktijkstudies. De eerste speelt zich af in een verpakkingsbedrijf, de tweede in een financieel dienstverlenende organisatie, de derde in een instelling voor verstandelijk gehandicapten, de vierde in de carrosserie-branche en de vijfde in een telefoondistrict. Alle cases zijn volgens een zelfde stramien beschreven. Hoofdstuk 8 bundelt de leerervaringen en plaatst ze in een context. Zoals blijkt uit deze zeer summiere weergave is het boek systematisch opgebouwd. Dat is een duidelijk pluspunt, zeker indien men bedenkt dat in totaal tien auteurs (in verschillende combinaties) aan het boek hebben meegewerkt. Er worden meerdere gezichtspunten gehanteerd bij het definiëren van de complexe veranderingsproblematiek. Het boek biedt een compleet zicht op de elementen die een rol spelen bij complexe veranderingsprocessen en de sturing daarvan. Er wordt verwezen naar veel relevante literatuur op dit gebied. De verzameling praktijkstudies is gevarieerd en hoewel het boek niet echt vlot geschreven is, is het aan te bevelen. Wat mij minder aanspreekt in het boek is het eclectisch karakter. Verschillende inzichten worden inderdaad meer gebundeld dan echt geïntegreerd vanuit een bepaalde visie of juist tegen elkaar afgezet vanuit concurrerende visies. In het eerste hoofdstuk passeren bijvoorbeeld een groot aantal welbekende inzichten op het gebied van organisaties de revue zonder dat er veel samenhang in ontdekt kan worden, zonder dat ze echt goed (kunnen) worden uitgewerkt in dit bestek en zonder veel debat. Er doemt zodoende een breed maar weinig selectief kader op. Een soort gemeenschappelijke noemer waar alle 10 auteurs onder kunnen vallen. Wat mijns inziens interessanter en leerzamer was geweest, is de literatuur en de cases vanuit een selectiever kader behandelen, óf juist de verschillen tussen de auteurs benadrukken en het onderlinge debat aangaan. Juist uit meerdere theorieën ontstaat het debat dat leidt tot ontwikkeling van kennis, zo stellen de auteurs zelf op bladzijde 284. Twee basismodellen worden - zo blijkt uit dit hoofdstuk - door alle auteurs onderschreven. Een daarvan is het open sociotechnisch systeemmodel. Binnen het sociotechnisch denken worden weer twee hoofdopvattingen genoemd, de 'klassieke' en de 'moderne' versie. Naar mijn oordeel is het niet erg vruchtbaar hier twee verschillende denkrichtingen te onderscheiden. In de 'moderne sociotechniek' zijn op basis van de sociale systeemleer een aantal fundamentele theoretische problemen opgelost waarmee de sociotechniek heeft geworsteld. Parallel aan die fundamentele theoretische doorbraak werd een verfijnde ontwerpleer ontwikkeld. De 'klassieke', of beter, de 'ouderwetse' sociotechniek is dus niet een ander maar een veel minder scherp en minder goed uitgewerkt model dan de 'moderne' sociotechniek. Vanuit de moderne oriëntatie kunnen bijvoorbeeld scherpere uitspraken worden gedaan over de specifieke relaties tussen relevante organisatievariabelen zoals samengebracht in de 'Leidse octaëder' of het '7-S model'. Vanuit zo'n meer consequente sociotechnische oriëntatie zou men ook minder behoefte hebben gehad aan het tweede basismodel, het 'partijenmodel'. De sociale systeemleer die ten grondslag ligt aan de moderne sociotechniek ontkent of negeert geenszins het bestaan van verschillende partijen en de mogelijkheid van belangentegenstellingen, machtsprocessen en conflicten. In zekere zin stelt ze deze zelfs centraal. Ze plaatst ze wel in een structureel perspectief en wijst de weg naar structurele (integrale) oplossingen. Aan de moderne sociotechniek hadden de auteurs dus het selectieve kader kunnen ontlenen dat naar mijn idee wenselijk zou zijn. Hoofdstuk 8 is bedoeld om de leerervaringen uit de vijf studies te bundelen en te vertalen naar nieuwe inzichten. Leren betekent het veranderen, bijstellen of verder ontwikkelen van de inzichten die men had voor men aan de praktijkstudies begon. Het gemis aan meer uitgesproken leidende visies of 'basismodellen' wreekt zich hier in het bijzonder. Een selectiever basismodel zou normen en maatstaven hebben opgeleverd waar men de ervaringen uit de praktijkstudies tegen had kunnen afzetten. Daarvoor missen de in dit boek gehanteerde 'basismodellen' de scherpte. De praktijkstudies kunnen zodoende slechts bij wijze van illustraties in verband gebracht worden met relevante literatuur. Ook loopt men het gevaar dat de praktijk tot norm wordt verheven. Op zich is dit hoofdstuk nuttig, maar het gaat mij te ver om te spreken van nieuwe inzichten.
Recensie
Ontwerpen en ontwikkelen van organisaties
Er worden steeds hogere eisen gesteld aan veranderingsprocessen in organisaties. 'Ontwerpen en ontwikkelen van organisaties' probeert de vraag te beantwoorden hoe deze zijn te sturen en te begeleiden.